Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet bodembescherming

 

Artikel 88
1
De gemeenten Amsterdam, 's-Gravenhage, Rotterdam en Utrecht worden gelijkgesteld met een provincie voor de toepassing van:
a
de artikelen 27 tot en met 34, 37, artikel 38, derde en vierde lid, 39, 39a, 39b, 39c, 39d, derde, vierde en vijfde lid, 39f, eerste lid, 40, 42, 43 tot en met 52, 55, 55b, derde lid, 74 tot en met 76l, 83, 86b, 87a, 87b en 92b;
b
de artikelen 4.14, eerste lid, en tweede lid, onder a, onder 1°, en onder b, voor zover het de activiteiten, bedoeld onder a , onder 1°, betreft, en 4.15, derde lid, van de Wet milieubeheer.
2
Een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ?s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat wordt gelijkgesteld met een provincie voor de toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen, alsmede voor de artikelen 41, 51, 53 en 54. De gelijkstelling vindt toepassing:
? voor de locaties waarvoor de plusregio rechtstreeks middelen van het Rijk ontvangt voor de in artikel 76 omschreven activiteiten, en
? indien de in deze artikelen bedoelde bevoegdheden aan de plusregio bij algemene maatregel van bestuur zijn overgedragen.
3
In de gevallen waarin de in het eerste lid bedoelde gelijkstelling van toepassing is, blijven de artikelen 41, 51, 53 en 54 buiten toepassing.
4
In de gevallen waarin de in het tweede lid bedoelde gelijkstelling van toepassing is, blijft het eerste lid buiten toepassing voor een in die plusregio gelegen gemeente.
5
De in het eerste en het tweede lid bedoelde gelijkstelling is niet van toepassing voor zover de in het eerste lid genoemde artikelen de verontreiniging of aantasting betreffen van:
a
de bodem onder oppervlaktewater;
b
de kust of de oever van oppervlaktewater, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de verontreiniging of aantasting van de kust of de oever gevolgen heeft voor de bodem onder dat water.
6
Onverlet het derde tot en met het vijfde lid, treden in de gevallen, bedoeld in het eerste en het tweede lid:
a
de raad onderscheidenlijk het algemeen bestuur van de plusregio op in de plaats van provinciale staten,
b
burgemeester en wethouders onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van de plusregio op in de plaats van gedeputeerde staten, en
c
de burgemeester onderscheidenlijk de voorzitter van de plusregio op in de plaats van Onze commissaris in de provincie.
7
In de gevallen, bedoeld in het zesde lid:
a
worden tevens gedeputeerde staten in de gelegenheid gesteld van advies te dienen overeenkomstig artikel 32;
b
kunnen ook gedeputeerde staten een verzoek doen als bedoeld in artikel 33;
c
wordt een beschikking, houdende een beslissing op een zodanig verzoek tevens aan gedeputeerde staten toegezonden;
d
wordt de inhoud van een ingevolge artikel 30 of 31 gegeven beschikking tevens onverwijld aan gedeputeerde staten medegedeeld en wordt de beschikking tevens in afschrift aan hen gezonden.
8
Bij algemene maatregel van bestuur kan het eerste lid van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere gemeenten dan die, genoemd in het eerste lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •